Deze week publiceerde de Europese Commissie de CO2-doelen in de “Effort Sharing Regulation”. Niet-emissiehandelssectoren moeten 30% reduceren ten opzichte van 2005 om bij te dragen aan de overall 2030 CO2-doelsteling van 40% ten opzichte van 1990. De doelen zijn gebaseerd op het BNP per hoofd van de bevolking en variëren van 0% reductie van de uitstoot (Bulgarije) tot 40% (Duitsland). Deze regulering moet nog door de lidstaten en het Europees Parlement worden vastgesteld en treedt dan in 2020 in werking. Met de doelen van de zogenaamde niet-ETS sectoren is het pakket om aan de in het Parijs Akkoord vastgestelde CO2-verplichting van -40% in 2030 ten opzichte van 1990 compleet. De EU haalt overigens een hogere CO2-reductie in 2020 dan de 20% verplichting, namelijk 23%. Maar dat overschot mag een lidstaat niet meenemen. Dat is in feite een aanscherping van het huidige doel voor 2020.
36 procent CO2-reductie voor 2030
Grote flexibiliteit, marktinstrumenten en rol voor landgebruik.
Wat opvalt is de grote flexibiliteit die lidstaten krijgen om de niet-ETS doelen te halen, het gebruik van nieuwe marktinstrumenten en de rol voor bos- en landbouw. Hiermee voorkomt de Commissie dat lidstaten dwarsliggen. Nederland zal bijvoorbeeld kunnen kiezen voor meer gasloze wijken en emissieloze auto’s. Het Planbureau voor de Leefomgeving zette de opties onlangs op een rijtje.
De Europese Commissie zal de voortgang elk jaar controleren. Houdt een lidstaat zich niet aan de verplichting, dan moet dat het teveel aan emissies het jaar erop reduceren met een sanctie van 8%. Eens in de 5 jaar worden verdeling en niet-ETS doelen herzien, de eerste herziening is in 2024.
Ik hoop wel Nederland slim gebruik gaat maken van die geboden flexibiliteit en daarbij ook naar de marktpartijen luistert. Ze moet niet simpel kiezen ETS-budget te verkopen of te kopen. Maar ze moet ook gebruikmaken van de ervaring van de aankomende Green Del natioale CO2-markt.
De Effort Sharing Regulation introduceert de volgende flexibele opties:
1. Lidstaten mogen een deel van hun niet-ETS budget verhandelen, tot gezamenlijk maximaal 100 megaton CO2. Extra reducties in een jaar mogen tot 5% opgespaard worden (‘banking’) en gebruikt worden om emissies in latere jaren mee af te dekken. Ook is emissieruimte tot 5% van toekomstige jaren te gebruiken om emissies mee af te dekken (‘borrowing’). En lidstaten krijgen extra niet-ETS budget als ze additionele CO2-credits in projecten realiseren; dit is bekend als de ‘Domestic Offsets’ mogelijkheid. Dit is echter nog niet door de EU uitgewerkt.
2. Lidstaten met een groot aandeel landbouwemissies en hoge reductiekosten mogen dat beperkt compenseren met credits voor CO2-reductie en CO2-opname in bos en natuur in eigen land, tot een maximum van 280 megaton in de EU. Daarvoor is nodig dat ze in 2021 tot 2025 meer CO2 vastleggen dan emissies hebben door ontbossing en landgebruik; dat levert credits op voor de periode 2026-2030 (De zogenaamde ‘No-Debit’ regel: zie ook Q&A). De Commissie zal met nieuwe strengere monitoring regels komen.
3. Lidstaten met de strengste doelen mogen tot een maximum van gezamenlijk 100 megaton een deel van hun te veilen rechten inleveren om een reductiedoel te voldoen. In feite betalen ze ervoor, omdat ze minder veilingopbrengsten hebben. Ze moeten dan eind 2019 aangeven of ze daar gebruik van willen maken.
Opdracht voor Nederland:
Voor Nederland komt de reductiedoelstelling neer op 36% emissiereductie voor 2030 ten opzichte van 2005 en de emissies moeten vanaf 2021 lineair naar beneden vanaf het gemiddelde tussen 2016-2018. Het Planbureau voor de Leefomgeving becijferde in 2015 dat Nederland met het huidig beleid uitkomt op -28% in 2030 en verwachtte een opdracht tussen 33 en 41%. Nederland moet dus aan de bak en flexibiliteit is welkom:
1. Nederland mag van 2026-2030 maximaal 13,4 megaton eerder extra in bos- en landbouw vastgelegde CO2 gebruiken om aan de niet-ETS verplichting te voldoen. Ook bijvoorbeeld door het omzetten van landbouwgrond in grasland.
2. En mag maximaal zo’n 5 megaton aan te veilen rechten afboeken. Kosten aan minder veilingopbrengst zijn dan € 25 miljoen nu, tot wellicht € 100 miljoen na 2020.
3. En natuurlijk mag Nederland emissiebudget verhandelen, opsparen, lenen en CO2-credits van binnenlandse projecten benutten
Beoordeling
Het pakket is nog niet voldoende om aan het Parijs Akkoord te voldoen. Maar daar is nog tijd voor. Het is beter niet vooruit te lopen, zonder dat andere landen meegaan. En als de EU verder gaat dan de binnenlandse 40%-verplichting, zijn er ook buiten de EU, zoals middels bosbescherming, noodzakelijke CO2-reducties te realiseren.
Eindelijk aandacht voor bos en landgebruik
De flexibiliteit maakt het pakket haalbaar en handhaafbaar. Belangrijk is dat de emissies van het landgebruik (LULUCF) een rol gaan spelen. Een aantal milieuorganisaties, zoals FERN, noemt dit ten onrechte een ‘loophole’ en een verzwakking van de 40%. Dat is onjuist. Het mag nadrukkelijk pas als een Lidstaat eerst meer heeft vastlegd dan het aan emissies heeft, en het is maar beperk mogelijkt. Natuurlijk hebben bomen een beperkte levensduur; maar dat kan men uitrekenen en het is belangrijk het mee te nemen.
Ik hoop wel Nederland slim gebruik gaat maken van die geboden flexibiliteit en daarbij ook naar de marktpartijen luistert. Ze moet niet simpel kiezen ETS-budget te verkopen of te kopen. Maar ze moet ook gebruikmaken van de ervaring van de aankomende Green Deal Nationale Koolstofmarkt: dat realiseert CO2-credits reducties in projecten in niet-ETS sectoren. Marktpartijen staan te popelen om daarmee aan de slag te gaan.