Stevige internationale afspraken over de CO2-markt bleven tot nu toe uit, maar er zijn praktische voorstellen, waar ook Nederland verder mee kan.
Op de Klimaattop in Polen lukte het vorig jaar niet afspraken te maken over een robuuste mondiale CO2-markt. Zou het dit jaar in december op de top in Chili wel lukken? Op dit moment vergaderen landen erover in Bonn. Er liggen al praktische voorstellen. Maar landen zijn er nog niet uit. Schoorvoetend komt er ook weer Nederlandse interesse in de mondiale CO2-handel. Met een paar simpele afspraken helpt de handel landen immers ook om ambitieuzere CO2-doelen af te spreken.
“Ambitieus CO2-doel is vereist”
De mondiale CO2-markt zal er na 2020 anders uitzien dan de huidige Kyoto Protocolmarkt; dat is zeker. Ten eerste zal er meer koppeling zijn van nationale en regionale CO2-handelssystemen. Bijvoorbeeld dat van de EU, Zwitserland, California-Quebec en wellicht Zuid Korea en China. Het is dan wel een vereiste dat die handelssystemen een ambitieus CO2-doel hebben. Dan helpt koppeling om scherpere CO2-doelen met lagere kosten te halen. Ten tweede zal het credit-systeem van het Kyoto Protocol, het Clean Development Mechanism (CDM), op de schop gaan.
Via het CDM krijgen ontwikkelingslanden verhandelbare CO2-certificaten als ze in projecten CO2-reducties halen (bijv. methaan-afvang van een afvalstort of een biogasproject). Die certificaten mogen landen en bedrijven kopen en gebruiken om een deel van hun CO2-doelen te halen. Maar dat leidde op zijn best tot een zogenaamd ‘zero-sum-game’. Want bij sommige projecten werd getwijfeld of het wel om extra reducties gaat of dat het project bijvoorbeeld al was gepland. En de koper kan doorgaan met emissies; elders zijn er reducties. Dat was geaccepteerd in het Kyoto Protocol. Maar op zo’n manier kom je nooit mondiaal tot ‘zero emissions’. En dat is wel verplicht onder het Parijs Akkoord.
“Nieuw credit-mechanisme helpt mondiale nul-uitstoot”
Daarom komt er een nieuw credit-mechanisme met de extra eis dat het moet leiden tot “overall mitigation in global emissions” (OMGE), volgens artikel 6.4 van het Parijs Akkoord. Er zijn diverse manieren om dat te doen. Maar het komt erop neer dat, zo schrijven het Duitse New Climate Initiative en het OEKO Institut in een recent paper: “the mechanism will only result in an OMGE if a portion of the emission reductions achieved is not used to offset an equal volume of additional emissions elsewhere”.
Een toezichthoudend orgaan zou er op moeten toezien dat een bepaald percentage reductiecertificaten, bijvoorbeeld 10-20% niet wordt gebruikt om nationale of bedrijfsdoelen te halen, maar wordt gebruikt als extra reductie om het gezamenlijk CO2-doel te halen. Zo snijdt de mondiale CO2-markt aan 2 kanten: je haalt je eigen doel er betaalbaar mee en je brengt het Parijs doel dichterbij. De studie van de Wereldbank en Ecofys toon dat als je een deel van de CO2-doelen met mondiale projecten realiseert, je in 2030 een-derde en in 2050 de helft van de kosten kan besparen.
“CO2-prijs stijgt omdat er minder carbon credits op de markt komen en de kwaliteit en de vraag stijgen”
Ook andere opties staan in onderhandelteksten zoals, een vaste discount hanteren, een ambitieuze credit baseline gebruiken, waardoor er minder credits ontstaan of een heffing. Dat is ook goed voor de CO2-markt: de CO2-prijs stijgt omdat er initieel relatief minder carbon credits op de markt komen; terwijl de vraag stijgt; daardoor komen duurdere opties in beeld. Daarnaast moeten er regels komen die er voor zorgen dat een credit maar een keer wordt gebruikt. Zonder regels hebben credits geen impact.
“EU wil harde afspraken en scherpere CO2-doelen: Nederland wil 55% voor de EU in 2030”
Op de International Carbon Markets Conference 6 juni in Brussel zei de Europese Milieucommissaris Cañete dat er in het Parijs Akkoord ‘geen plaats voor offsets’ was. Hij doelde op het CDM. Wel wil de EU linken met landen met ambitieuze CO2-doelen. En wil de EU harde afspraken over artikel 6 zodat CO2-handel wel tot ‘overall mitigation’ leidt om die bij scherpere CO2-doelen (bijv 55% in 2030) te kunnen gebruiken. En milieuorganisatie Carbon Market Watch zei “International Carbon Markets must lead the transition away from this zero-sum game and towards real emission reductions”
Er is dus wel ruimte voor ambitieuze carbon credits. Een aantal landen en organisaties onderneemt nu pilots of te zien hoe die ambitieuze CO2-handel werkt. Zwitserland, Canada en Nieuw-Zeeland, Zweden en Noorwegen willen credits kopen. Ook Nederland zou een pilot kunnen doen. Het Nederlandse REDD+ Business Initiative, gesteund door MVO Nederland bepleit een pilot over bosbescherming.
“Ontwikkelingslanden krijgen meer tijd voor hun klimaatplannen.”
Ontwikkelingslanden hebben ook klimaatplannen. Maar zij hebben iets meer tijd om naar 0 te gaan. Ze hebben eigen CO2-doelen maar reserveren ruimte voor de CO2-markt door in de klimaatplannen extra ‘conditional targets’ op te nemen, o.a. Peru, Mexico, Chili, Indonesië, Maleisië, Thailand, Ghana, Senegal. De University of Maryland berekende onlangs uit dat de mondiale CO2-markt een mogelijke jaarlijkse waarde van $ 270 miljard heeft.
Ook de vrijwillige CO2-markt gaat er na 2020 anders uitzien. De vrijwillige CO2-compensatiemarkt standaardorganisatie ICROA en de carbon market standaard Gold Standard zijn, vooruitlopend op de afspraken van de Klimaattop een nieuw standaard aan het maken. Je zou kunnen zeggen dat een bedrijf een deel van de eigen CO2-emissies compenseert via een project elders dat land helpt zijn klimaatdoel te halen. Het land rapporteert de reducties; het bedrijf claimt te hebben gefinancierd. Ook kan je afspreken dat een bedrijf eerst zelf een CO2-doel vergelijkbaar met Parijs moet halen, alvorens hij de CO2-markt mag gebruiken. En de vrijwillige marktaanbieders zouden, in het verlengde van de Parijs-regels, af kunnen spreken zelf ‘overall mitigation’ te halen (zie hierboven). De vrijwillige CO2-markt zou ook een percentage credits apart kunnen houden voor verhoging van ambitie, en niet alle credits gebruiken.
Hoe dan ook. De carbon market is here to stay: het maakt additionale CO2-reducties betaalbaar en zichtbaar. En vaak dragen projecten ook nog bij aan de ‘sustainable development goals’ (SDGs). Dus lousy offsets maken plaats voor credits met impact. Ik beschrijf toekomstige credits in het boek “Emissions Trading, Fighting Climate Change with the Market”, uitgegeven door de Zweedse denktank Fores.