Een belangrijke vraag in de media na de presentatie van het concept klimaatakkoord was ‘wie gaat dat betalen?’ Een eerste reactie zou moeten zijn: beperk de kosten en maak gebruik van de flexibiliteit die de EU biedt voor energie en industrie bij het halen van de CO2-doelen. En maak gebruik van de (mondiale) CO2-markt: dat vermindert de kosten met een derde in 2030 en de helft in 2050.
Maar bij de groene klimaattafel over ‘Landbouw en landgebruik’ had men de ogen al gericht op innovatieve financiering. Men heeft afgesproken voor het halen van de benodigde CO2-reductie onder andere gebruik te maken van de green deal nationale koolstofmarkt. Het luidt de nieuwe rol in van de vrijwillige CO2-markt; een ontwikkeling die je internationaal ziet.
Die green deal is in mei 2017 getekend door het Rijk, projectontwikkelaars en milieufederaties. Het akkoord helpt vast te stellen hoeveel CO2-emissie in een project – van bosplant, veenweideherstel tot riothermie en mestvergisting – wordt verminderd of vastgelegd. En bedrijven of organisaties kunnen zo’n project financieren, door CO2-credits te kopen. Door de green deal mee te nemen bij het klimaatakkoord, kunnen losse projecten bijdragen aan de 49 procent CO2-reductie die Nederland wil halen.
De green deal zal jaarlijks voor meer dan een miljoen-ton CO2-reductie meer dan vijf tot twintig miljoen euro kunnen opbrengen om klimaatmaatregelen rendabeler te maken. De verwachte verkoopprijs kan variëren van vijf tot twintig euro, afhankelijk van het type project. De eerste set bruikbare methodologieën is afgevinkt door de Commissie van Deskundigen, die de regels van de green deal voor het Rijk in de gaten houdt. De certificaten voor de eerste projecten worden volgend jaar verwacht.
Op deze manier wordt voor het Parijs Akkoord een nieuw hoofdstuk aan de CO2-markt toegevoegd
Voor Parijs was er aan de ene kant de verplichte CO2-markt, bestaande uit emissierechten uit emissiehandelssystemen en reductiecertificaten die uitgegeven werden in het kader van het Kyoto Protocol voor projecten in ontwikkelingslanden en in andere industrielanden die regeringen en bedrijven konden gebruiken om aan hun CO2-verplichtingen te kunnen voldoen. Aan de andere kant was er de vrijwillige CO2-markt: organisaties en bedrijven kopen CO2-certificaten in andere projecten om hun carbon footprint – bijvoorbeeld voor niet-vermijdbare dienstreizen.
Die andere projecten zie je niet terug in de nationale rapporten. Dat komt omdat emissierapporten nationale geaggregeerde totalen gebruiken; bottom-up projecten worden daar niet zichtbaar. De kopers van de credits wilden ook dat hun reducties niet ook door een ander worden gebruikt: en dan bestaat er dubbeltelling en dat je betaalt voor iets wat al gebeurt. De green deal wordt door het rijk gezien als een pilot: men wil de vrijwillige nationale CO2-markt gebruiken om de eigen Parijs-doelen te halen.
De vrijwillige CO2-markt krijgt dus een rol, met de volgende uitgangspunten:
- De controle op ‘additionaliteit’ wordt anders. Men kijkt of een project al niet verplicht werd om een bepaalde CO2-reductie te behalen. Dus een algemene afspraak met een sector om meer duurzaam te produceren of meer duurzame energie op te wekken, laat ruimte voor CO2-credits voor specifieke CO2-reductie.
- Het Rijk moet dus ook, als het afspraken maakt of regels stelt, ruimte maken om de markt te gebruiken of dat uitsluiten.
- Bij het realiseren van CO2-reductie door bijvoorbeeld “hernatten” van veen en planten van bos, wordt aan de koper verteld dat hij daarmee bijdraagt aan de nationale CO2-reductie: hij compenseert zijn carbon footprint als het ware door nationaal beleid te sponsoren. Want als hij de certificaten niet koopt, wordt het project niet gerealiseerd. Uiteindelijk moeten alle CO2-emissies in alle sectoren immers naar nul. Je zou kunnen zeggen dat er dan geen ruimte is voor de CO2-markt. Maar dan gebeuren projecten niet of zijn ze minder rendabel. Vandaar deze nieuwe benadering.
- Ook internationaal wordt dit voorgesteld. De internationale organisatie Verified Carbon Standard (VCS, voortaan VERRA) komt met een nieuwe standaard : Domestic Climate Contributions (DCC), ‘buyers can claim they have contributed towards host countries’ NDC”
Nieuw hoofdstuk voor de CO2-markt
Op deze manier wordt voor het Parijs Akkoord, waarbij alle landen en sectoren uiteindelijk emissies moeten reduceren, een nieuw hoofdstuk aan de CO2-markt toegevoegd. Naast emissiehandel helpen projecten bij het halen van de Parijs-doelen. In de green deal wordt uitgezocht welk deel van de nationale emissies met de projecten wordt teruggebracht. Want de reducties in de gezamenlijke emissies moeten uiteindelijk wel zichtbaar worden in de nationale emissies.